Kun je (bijna) niet plassen en vraag je je af wat er aan de hand is? In deze blog ontdek je het verschil tussen urineretentie en weinig urineproductie, veelvoorkomende oorzaken (van blaasontsteking tot bekkenbodemspanning en medicatie) en snelle checks die je thuis kunt doen. We nemen je mee langs duidelijke alarmsignalen, onderzoeken en praktische oplossingen-van ontspantips tot wanneer je direct medische hulp zoekt.

Wat betekent het als je als vrouw niet kunt plassen?
Niet kunnen plassen betekent meestal dat je blaas vol zit maar je de urine niet kunt laten lopen, ook wel urineretentie genoemd. Dat is iets anders dan weinig plassen, waarbij je lichaam minder urine aanmaakt (bijvoorbeeld door te weinig drinken of een probleem met je nieren). Bij echte retentie voel je vaak een sterke aandrang, een gespannen of pijnlijke onderbuik en komt er niets of alleen een paar druppels, soms met een zwakke of onderbroken straal. Oorzaken lopen uiteen: een urineweginfectie of blaasontsteking kan de plasbuis doen zwellen, blaasstenen of een verzakking kunnen de doorgang blokkeren, en een te gespannen bekkenbodem kan de uitgang als het ware dichtknijpen. Ook zenuwproblemen (bijvoorbeeld na bevalling, bij diabetes of MS) en medicijnen zoals antidepressiva, anticholinergica en opioïden kunnen zorgen voor moeilijk plassen.
Tijdens zwangerschap en in de menopauze spelen hormonen en weefselveranderingen mee. Acute urineretentie is niet onschuldig: een overvolle blaas kan pijn doen en op termijn schade geven, en terugstromende urine kan de nieren belasten. Merk je dat je helemaal niet meer kunt plassen, krijg je koorts of zie je bloed, dan heb je snel medische hulp nodig. Bij mildere klachten kun je letten op voldoende drinken, rustig ademhalen en je bekkenbodem ontspannen, maar aanhoudende moeite met plassen vraagt altijd om een gerichte oorzaak en behandeling.
Niet kunnen plassen (urineretentie) VS weinig plassen (oligurie)
Onderstaande tabel zet kort en duidelijk het verschil uit tussen niet kunnen plassen (urineretentie) en weinig plassen (oligurie) bij vrouwen, zodat je sneller herkent wat er aan de hand is en welke acties passend zijn.
| Wat vergelijken we? | Urineretentie (niet kunnen plassen) | Oligurie (weinig plassen) | Waarom dit onderscheid telt |
|---|---|---|---|
| Definitie | Blaas vult, maar kan niet of nauwelijks worden geleegd; vaak slechts druppels ondanks sterke aandrang. | Totale urineproductie is laag: meestal <400-500 ml/24 u of <0,5 ml/kg/uur, je kunt wel plassen maar weinig. | Andere oorzaken en aanpak: uitstroomprobleem/neurologisch vs. vocht-/nierprobleem. |
| Kenmerkende signalen | Sterke aandrang, pijn/druk in onderbuik, opgeblazen/gevoelige blaas, nadruppelen of overloopincontinentie. | Minder aandrang, kleine hoeveelheden donkere urine, tekenen van uitdroging (droge mond, duizelig), geen volle-blaasgevoel. | Volle, pijnlijke onderbuik wijst op retentie; weinig aandrang en geconcentreerde urine op oligurie. |
| Snelle check thuis | Niet geplast in 6-8 uur mét pijn/druk; onderbuik gespannen of pijnlijk; onvermogen te plassen ondanks drang. | Tel drinken en plassen; na extra drinken blijft output laag; blaas voelt niet vol. | Bepaalt of bladderscan/katheter (retentie) of vochtbalans en bloedonderzoek (oligurie) nodig is. |
| Vaakste oorzaken (vrouw) | Obstructie (blaassteen, ernstige verzakking), postoperatief of na bevalling, medicijnen (anticholinergica, TCA’s, antihistaminica, opioïden), neurologisch (MS, rug-/bekkenzenuw), bekkenbodem-dyssynergie; soms urethrale zwelling/ontsteking. | Uitdroging (weinig drinken, koorts, braken/diarree), bloedverlies/sepsis, nierziekte of doorbloedingsprobleem, medicatie die nierdoorbloeding remt (NSAID’s), hoge obstructie (obstructieve uropathie). | Herkennen van risicofactoren (zwangerschap/bevalling, nieuwe medicatie, infecties) versnelt de juiste zorg. |
| Eerste zorgstappen & alarmsignalen | Spoed bij niet kunnen plassen met pijn/zwelling; arts doet bladderscan en ontlast blaas met katheter; oorzaak behandelen (bijv. steen, medicatie aanpassen, antibiotica, bekkenbodemfysiotherapie). | Rehydratie en oorzaak behandelen; arts controleert nierfunctie/elektrolyten en echo bij verdenking obstructie. Spoed bij sufheid, benauwdheid, gezwollen benen, hevige flankpijn of aanhoudend zeer weinig urine. | Snel handelen voorkomt blaasbeschadiging (retentie) of nierfalen/elektrolytstoornissen (oligurie). |
Belangrijkste verschil: urineretentie is een volle blaas die niet leeg raakt, oligurie is te weinig aanmaak. Het tijdig herkennen bepaalt de juiste eerste stap: blaas ontlasten bij retentie versus vocht-/nier-evaluatie bij oligurie.
Urineretentie betekent dat je blaas vol is, maar je de urine niet kunt laten lopen. Je voelt vaak sterke aandrang, een drukkend of pijnlijk gevoel laag in je buik en er komt niets of alleen een zwakke, onderbroken straal. Oorzaken zijn onder meer een blaasontsteking, blaasstenen, een verzakking, een te gespannen bekkenbodem of zenuwproblemen; dit kan snel pijnlijk en risicovol worden. Oligurie is iets anders: je plast weinig omdat je nieren minder urine aanmaken, bijvoorbeeld door uitdroging, koorts, hevig zweten of een nierprobleem.
Je hebt dan vaak weinig aandrang en donkere, geconcentreerde urine. Het onderscheid maak je op klachten en metingen: bij retentie blijft er urine achter in de blaas (te zien met een blaasscan), bij oligurie is de totale dagproductie laag. Kun je helemaal niet plassen of heb je hevige pijn, dan zoek je snel hulp.
Waarom snelle herkenning en onderscheid belangrijk is
Snel herkennen wat er aan de hand is, maakt het verschil tussen een simpele oplossing en serieuze complicaties. Bij urineretentie zit je blaas vol maar kun je niet plassen; zonder snelle actie kan de blaas overrekken, kan urine terugstromen naar je nieren en loop je meer risico op infecties en blaasstenen. Oligurie vraagt juist om het aanpakken van vochttekort of een nierprobleem. Het juiste onderscheid stuurt dus direct de behandeling: ontlasten van de blaas met een katheter bij retentie, of juist hydratatie en oorzaakzoekend onderzoek bij weinig urineproductie.
Snelle herkenning geeft ook sneller pijnverlichting, voorkomt onnodige antibiotica of uitstel en helpt bij het tijdig bijstellen van medicijnen die plassen bemoeilijken. Let op tijd sinds je laatste plas, aandrang en buikpijn, en zoek hulp als je niet kunt plassen of hevige klachten hebt.
[TIP] Tip: Gebruik je antihistaminica, antidepressiva of opioïden? Bel je huisarts.

Oorzaken van niet kunnen plassen bij vrouwen
Niet kunnen plassen (urineretentie) ontstaat wanneer je blaas vol is maar de urine niet weg kan. Vaak is er een obstructie of zwelling in of rond de plasbuis: een blaasontsteking of urineweginfectie kan het slijmvlies doen opzetten, blaas- of plasbuisstenen blokkeren de doorgang en een verzakking van de bekkenorganen kan de plasbuis knikken. Ook ernstige verstopping in de darm kan van buitenaf druk geven. Functionele oorzaken spelen vaak mee: een te gespannen bekkenbodem die niet goed ontspant tijdens het plassen, of moeite met loslaten door pijn of stress. Zenuwproblemen kunnen de aansturing van blaas en sluitspier verstoren, zoals bij diabetes, multiple sclerose, een hernia of na een rugoperatie.
Daarnaast kunnen medicijnen de blaas leegmaken lastig maken, bijvoorbeeld anticholinergica (tegen overactieve blaas of allergie), sommige antidepressiva, opioïden en neus- of hoestmiddelen met decongestiva. Levensfase en hormonen tellen mee: tijdens en kort na zwangerschap, na een bevalling en in de overgang verandert de weefsel- en zenuwfunctie, wat tijdelijk of blijvend voor moeilijk plassen kan zorgen. Postoperatieve zwelling of pijn na bekken- of gynaecologische ingrepen is een extra risicofactor.
Ontstekingen en obstructie (blaasontsteking, urineweginfectie, blaasstenen, verzakking)
Ontstekingen zwellen het slijmvlies van blaas en plasbuis op, waardoor de doorgang nauwer wordt en je moeilijk of niet kunt plassen. Bij een blaasontsteking of urineweginfectie voel je meestal branderigheid, vaak en dringend moeten plassen, troebele of sterk ruikende urine en soms bloed; de zwelling en pijn kunnen de bekkenbodem ook onbewust aanspannen. Blaas- of plasbuisstenen werken als een “prop”: je straal komt moeilijk op gang, stopt abrupt of druppelt na, met koliekachtige pijn en mogelijk bloed.
Een verzakking van blaas of baarmoeder kan de plasbuis knikken, vooral bij persen of lang staan, wat leidt tot een zwakke, onderbroken straal en resturine. Bij koorts, flankpijn of als je helemaal niet kunt plassen, zoek je snel hulp. Een urinetest, echo of blaasscan bepaalt de oorzaak; behandeling varieert van antibiotica en steenverwijdering tot pessarium of operatie, en soms een katheter om de blaas te ontlasten.
Bekkenbodem- en zenuwgerelateerde oorzaken (moeilijk plassen, moeite met blaaslediging)
Een te gespannen bekkenbodem kan de uitgang van je blaas als het ware dichtknijpen, waardoor je moet persen, je straal zwak of onderbroken is en je het gevoel houdt dat je blaas niet leeg is. Die spanning ontstaat vaak door steeds ophouden, pijn in het bekken, stress, bevalling of een operatie. Soms werken blaas en sluitspier niet goed samen (dyssynergie): je blaas probeert te knijpen terwijl de sluitspier niet ontspant. Zenuwproblemen kunnen hetzelfde effect geven, zoals bij diabetes (neuropathie), multiple sclerose, een hernia, zenuwletsel na bevalling of bekkenchirurgie, of tijdelijk na ruggenprik of narcose.
Je kunt dan weinig aandrang voelen, last hebben van overloopverlies en terugkerende blaasontstekingen door resturine. Vroege herkenning maakt gerichte behandeling mogelijk met ontspanning, bekkenfysiotherapie en aanpak van de onderliggende zenuwstoornis. Als je ineens helemaal niet meer kunt plassen, zoek je snel hulp.
Medicijnen, hormonen en levensfase (zwangerschap, bevalling, menopauze)
Sommige medicijnen bemoeilijken plassen doordat ze de blaas minder krachtig laten samentrekken of de sluitspier juist strakker maken. Denk aan anticholinergica (tegen overactieve blaas of allergie), tricyclische antidepressiva, antipsychotica, opioïden, sommige antihistaminica, decongestiva met pseudo-efedrine en spierverslappers of kalmeringsmiddelen. Tijdens de zwangerschap zorgen progesteron en de druk van de groeiende baarmoeder voor tragere blaaslediging, terwijl na de bevalling zwelling, pijn, kathetergebruik of een ruggenprik tijdelijk het plassen kunnen verstoren.
In de menopauze leidt dalend oestrogeen tot dunner en droger slijmvlies rond blaas en plasbuis, meer irritatie en soms minder goede coördinatie van de bekkenbodem, wat blaaslediging lastig maakt. Stop nooit zelf met medicatie, maar bespreek klachten, dosering of alternatieven met je arts. Kun je plots helemaal niet plassen of heb je hevige pijn, zoek dan snel hulp.
[TIP] Tip: Controleer medicatiebijwerkingen; anticholinergica en opioïden veroorzaken urineretentie.

Klachten, eerste checks en alarmsignalen
Typische klachten bij moeite met plassen zijn sterke aandrang terwijl er weinig of niets komt, een zwakke of onderbroken straal, nadruppelen, branderigheid en een drukkend of pijnlijk gevoel laag in je buik. Soms voel je rug- of flankpijn, wat kan wijzen op betrokkenheid van de nieren, of je merkt troebele, sterk ruikende of bloederige urine. Check eerst praktische dingen: hoe lang is het geleden dat je voor het laatst geplast hebt, hoeveel heb je gedronken, heb je koorts, ben je zwanger of net bevallen, en gebruik je medicijnen die plassen kunnen bemoeilijken.
Kijk naar de kleur van je urine en probeer te ontspannen met rustig ademhalen, warm blijven, eventueel onder de douche met stromend water. Alarmsignalen zijn als je helemaal niet kunt plassen met toenemende pijn en een gespannen onderbuik, koorts of koude rillingen, hevige flankpijn, bloedstolsels in de urine, plots vochtophoping in de benen of verwardheid bij weinig plassen. Na een operatie of bij zwangerschap en kraamperiode zoek je bij deze klachten altijd snel medische hulp.
Veelvoorkomende klachten bij moeite met plassen vrouw
Typische klachten zijn sterke aandrang terwijl er weinig of niets komt, een zwakke of onderbroken straal en moeite om de plas op gang te brengen. Je kunt moeten persen, branderigheid voelen bij het plassen en een drukkend of pijnlijk gevoel laag in je buik ervaren. Veel vrouwen merken ook nadruppelen, het gevoel dat de blaas niet leeg is (restgevoel), vaker kleine beetjes plassen en ‘s nachts vaker uit bed moeten.
Soms zie je troebele of sterk ruikende urine, of een spoortje bloed. Bij bekkenbodemspanning past vaak een stroeve start en onderbrekingen; bij een verzakking valt een geknikte, zwakke straal op. Medicatie of zenuwproblemen geven geregeld weinig aandrang en overloopverlies door achterblijvende urine.
Weinig plassen: wat je thuis al kunt checken
Plas je weinig, dan is dat vaak een kwestie van vochtbalans, maar soms speelt er meer. Met deze checks kun je thuis snel inschatten wat er aan de hand is.
- Vochtinname en -verlies: hoeveel heb je vandaag gedronken? Warm weer, sporten, koorts, zweten, diarree of braken vergroten je vochtbehoefte.
- Urinekleur: strogeel is normaal; donkergeel tot amberkleurig wijst vaak op uitdroging.
- Tijd sinds de laatste plas: tel de uren; weinig aandrang in combinatie met weinig drinken past eerder bij lage urineproductie.
- Gevoel in de onderbuik: sterke aandrang met een pijnlijke, gespannen onderbuik past eerder bij urineretentie dan bij weinig aanmaak.
Drink voldoende en verspreid je vochtinname over de dag. Blijft je urineproductie laag ondanks genoeg drinken of voel je je ziek of suf, neem dan contact op met een arts.
Wanneer je direct medische hulp zoekt
Niet kunnen plassen kan bij vrouwen snel ernstig worden. Schakel direct medische hulp in bij de volgende signalen.
- Je plast helemaal niet of de straal stopt plots ondanks sterke aandrang, met toenemende pijn in de onderbuik of een gespannen buik; zeker als dit langer dan 6-8 uur aanhoudt.
- Je hebt koorts of koude rillingen, hevige flank- of rugpijn, misselijkheid of braken, of je ziet rood bloed/bloedstolsels in je urine – dit kan wijzen op een opstijgende infectie of een obstructie.
- Je bent zwanger, net bevallen, of recent geopereerd aan bekken, blaas of rug (of had een ruggenprik), of je wordt suf/verward of plast vrijwel niets ondanks goed drinken.
Dit zijn alarmsignalen: wacht niet af en neem meteen contact op met de huisarts of spoedzorg. Bij hevige pijn of snelle verslechtering bel je direct de hulpdiensten.
[TIP] Tip: Controleer medicatie, obstipatie en vocht; hevige onderbuikpijn of koorts? Bel spoed.

Onderzoek, behandeling en praktische tips
Bij onderzoek bespreek je klachten, hoe lang het geleden is dat je plaste, je medicatie en of je zwanger bent of recent bevallen. De arts onderzoekt je buik, doet urineonderzoek op infectie en meet met een blaasscan of echo of er urine achterblijft. Soms volgt een echo van nieren en urinewegen, bloedonderzoek naar nierfunctie, cystoscopie of urodynamisch onderzoek als je al langer moeilijk of weinig plast. Behandeling begint bij ontlasten van de blaas met een katheter als je niet kunt plassen. Daarna volgt de oorzaakgerichte aanpak: antibiotica bij een infectie, verwijderen of vergruizen van stenen, een pessarium of operatie bij verzakking, het aanpassen van medicijnen die plassen bemoeilijken, en bekkenfysiotherapie met ontspanning en blaastraining.
Bij chronische retentie leer je soms veilig zelfkatheteriseren. Praktische tips: drink regelmatig, neem de tijd op het toilet, ontspan je buik en bekkenbodem, leun licht voorover, luister naar stromend water of ga warm douchen, probeer dubbel plassen en beperk cafeïne en alcohol. Merk je ondanks deze tips weinig plassen of juist niet kunnen plassen, toenemende pijn, koorts of bloed, zoek dan snel hulp. Met snelle herkenning en gerichte behandeling voorkom je complicaties en herstelt je blaasfunctie meestal goed.
Hoe de arts de oorzaak vaststelt (anamnese, urineonderzoek, echo/blaasscan)
De arts start met een anamnese: je klachten, wanneer het begon, hoe vaak je plast, hoeveel je drinkt, of je aandrang, pijn, koorts of bloed hebt, en of je medicijnen gebruikt, zwanger bent, net bevallen bent of recent bent geopereerd. Daarna volgt lichamelijk onderzoek, waarbij je buik wordt gevoeld om een volle blaas op te sporen en zo nodig de bekkenbodem en neurologische functies worden beoordeeld.
Bij urineonderzoek kijkt de arts met een teststrip naar ontstekingswaarden, bloed en nitriet en kan aanvullend microscopie of een kweek worden gedaan. Met een echo of blaasscan wordt gemeten hoeveel urine er na het plassen achterblijft. Veel resturine wijst op retentie; weinig urine past eerder bij lage productie. Deze gegevens sturen de behandeling.
Behandelopties per oorzaak (antibiotica, katheter, bekkenbodemfysiotherapie)
De behandeling hangt af van de oorzaak. Bij een urineweginfectie krijg je meestal antibiotica en pijnstilling, soms met een kort verblijf van een katheter als je blaas niet leeg raakt. Is er sprake van een acute retentie, dan wordt je blaas eerst ontlast met een katheter; bij aanhoudende retentie kun je leren om veilig zelf te katheteriseren. Stenen worden verwijderd of vergruisd, en bij een verzakking kan een pessarium of operatie nodig zijn.
Bij bekkenbodemspanning helpt bekkenbodemfysiotherapie met ontspanning, biofeedback en blaastraining. Soms wordt medicatie aangepast of tijdelijk gegeven om de plasbuis te ontspannen. Stop niet zelf met je medicijnen, maar overleg over alternatieven. Met de juiste aanpak verdwijnen klachten vaak snel en voorkom je terugval.
Zelfhulp, tips en preventie bij niet kunnen plassen
Je helpt je blaas door regelmatig te drinken, niet te lang op te houden en de tijd te nemen op het toilet. Ontspan je buik en bekkenbodem met rustige buikademhaling, houd je onderbuik warm of ga kort warm douchen en luister naar stromend water. Ga ontspannen zitten, leun licht voorover, zet je voeten stabiel (eventueel op een krukje) en probeer na een halve minuut nog eens te plassen (dubbel plassen).
Beperk cafeïne en alcohol, pak verstopping aan met vezels, vocht en bewegen, en bespreek medicijnen die plassen bemoeilijken zonder zelf te stoppen. Plas na seks om infecties te helpen voorkomen en zorg voor zachte, niet-irriterende hygiëne. Kun je niet plassen, of heb je hevige pijn, koorts of bloed, zoek dan snel hulp.
Veelgestelde vragen over oorzaak niet kunnen plassen vrouw
Wat is het belangrijkste om te weten over oorzaak niet kunnen plassen vrouw?
Niet kunnen plassen betekent vaak acute urineretentie: een volle, pijnlijke blaas zonder urinestroom. Dat verschilt van weinig plassen (oligurie). Bij vrouwen spelen infecties, obstructie, bekkenbodem/zenuwen, medicijnen en hormonale/levensfase-factoren mee; snelle beoordeling voorkomt schade.
Hoe begin je het beste met oorzaak niet kunnen plassen vrouw?
Start met onderscheid: volle, pijnlijke onderbuik zonder urinestroom duidt op retentie. Probeer ontspanning/warmte, rustig zitten, bekkenbodem loslaten; forceer drinken niet. Noteer vocht/uitstroom, controleer medicatie en UWI-klachten. Bel huisarts; spoed bij hevige pijn, koorts of bloed.
Wat zijn veelgemaakte fouten bij oorzaak niet kunnen plassen vrouw?
Valkuilen: oligurie verwarren met retentie; klachten uitzitten; veel drinken forceren; blijven persen; abrupt stoppen of doorgaan met anticholinergica/opioïden; UWI aannemen zonder urineonderzoek; na bevalling/operatie geen controle; alarmsymptomen negeren i.p.v. direct hulp zoeken.