Zin om te tekenen maar even geen idee waar te beginnen? Ontdek snelle, haalbare onderwerpen – van mokken en bladeren tot dieren, portretten en gebouwen – met praktische technieken zoals werken met basisvormen, negatieve ruimte, schaduw en perspectief. Met speelse prompts (seizoenen, 30-dagen-challenge, één-kleur- of 5-minuten-oefeningen) en eenvoudige routines blijf je consistent tekenen en groeit je vaardigheid zichtbaar.
Makkelijke dingen om te tekenen
Als je snel aan de slag wilt zonder te verdwalen in details, kies dan onderwerpen met duidelijke vormen en weinig complexe texturen. Denk aan kopjes, fruit, sleutels, plantenbladeren, sneakers of een eenvoudige vaas. Breek elk object op in basiselementen zoals cirkels, rechthoeken en driehoeken, schets licht met potlood en verfijn daarna de contour. Experimenteer met silhouetten door het object tegen het licht te houden en alleen de omtrek te tekenen; dat dwingt je om de grote vorm te zien. Probeer ook negatieve ruimte: teken de vormen rondom het object in plaats van het object zelf, zo krijg je verhoudingen verrassend snel kloppend. Wil je schaduw oefenen, kies dan een citroen of appel en werk met één lichtbron; gebruik arceringen in één richting voor rust, of kruisarcering voor meer diepte.
Met eten en drinken oefen je bovendien glans en reflecties op een eenvoudige manier, zoals op een lepel of een mok. Maak het jezelf makkelijk met mini-opdrachten: zet een timer op vijf minuten, teken drie varianten van hetzelfde object (frontaal, zijaanzicht, bovenaanzicht) en vergelijk wat werkt. Wissel materiaal af met fineliner voor strakke lijnen of zacht grafiet voor toon. Door kleine, herkenbare onderwerpen te tekenen bouw je zelfvertrouwen op, ontwikkel je oog voor verhoudingen en merk je dat je sneller vooruitgang boekt dan je denkt.
Alledaagse objecten en eten met simpele vormen
Als je snel wilt tekenen zonder gedoe, kies dan dingen met duidelijke, herkenbare vormen: een mok (cilinder met een ovaal), een appel of sinaasappel (bol), een banaan (gebogen cilinder), een lepel (langwerpig met een ovale kom), of een broodje en een pak melk. Begin met basisvormen en zet lichte hulplijnen, daarna verfijn je de contour en voeg je één lichtbron toe om schaduw en glans logisch te laten vallen.
Kijk naar grote vlakken in plaats van details: waar is het donkerst, waar valt een klein hooglicht? Werk met een beperkt potloodbereik (HB tot 4B) of fineliner voor heldere randen. Tip: teken dezelfde mok vanuit bovenaanzicht, zijaanzicht en schuin, zo snap je snel hoe ovalen en verhoudingen werken. Door zulke simpele still lifes oefen je vorm, toon en compositie zonder overweldigd te raken.
Natuurdetails die altijd werken
Natuur levert eindeloze, makkelijke onderwerpen omdat alles organisch en vergevingsgezind is. Pak een blad, veer, steen, schelp of stukje boomschors en start met de grote vorm voordat je de fijne patronen toevoegt. Let op de rand: is die scherp, gekarteld of zacht? Teken de nerven van een blad als richtlijnen voor volume, niet als losse strepen. Gebruik arcering of stippen om textuur te suggereren, en kies één duidelijke lichtbron zodat je schaduwvlakken logisch kunt plaatsen.
Negatieve ruimte helpt je verhoudingen te vangen, bijvoorbeeld tussen takjes of tussen de windingen van een schelp. Werk klein en snel in studies van vijf minuten om variatie te pakken: verschillende bladstanden, stenen met facetten of een veer met lichte rafels. Zo oefen je vorm, ritme en textuur zonder ingewikkelde composities.
[TIP] Tip: Teken alledaagse dingen: mok, appel, plant, sleutelbos, schoen, stoel.
Uitdagendere onderwerpen voor meer diepte
Als je meer uit je tekeningen wilt halen, kies dan onderwerpen die je dwingen om vorm, licht en perspectief echt te begrijpen. Dieren vragen om overtuigende texturen zoals vacht of schubben zonder elke haar te tekenen; je suggereert detail met toon en ritme. Mensen, vooral portretten en handen, draaien om verhoudingen en plane-changes: de overgang van licht naar schaduw maakt het volume. Bij architectuur komt perspectief om de hoek kijken; één- of tweepunts perspectief geeft richting, en verkorting (foreshortening) betekent dat vormen korter lijken als ze naar je toe wijzen.
Werk van grote vlakken naar kleine details, leg eerst de toonwaarden vast met een simpele licht-donker kaart en beslis waar je scherpte en zachte randen laat vallen voor focus. Metalen en glas kun je leren door reflecties en harde hooglichten te observeren, terwijl luchtperspectief (minder contrast en koelere kleuren in de verte) je landschap diepte geeft. Gebruik referenties, meet met je potlood en maak kleine studies; zo bouw je technische vaardigheid én een sterkere beeldtaal op.
Dieren en texturen
Bij dieren draait het eerst om de grote vormen: zet een snelle schets van kop, ribbenkast en bekken, en check het silhouet, want daar zit de herkenning. Pas daarna komt de textuur. Vacht teken je niet haar voor haar, maar met arcering in de groeirichting en kleine variaties in lengte en dichtheid; clustertjes geven volume, harde en zachte randen sturen de focus. Bij veren werk je in bundels en lagen, met subtiele schaduwrandjes onder elke overlap.
Schubben suggereer je met toonbanden en spaarzame glanspuntjes op de rondingen, niet door elke schub apart te tekenen. Kies een duidelijke lichtbron, groepeer je tonen in drie stappen en bewaar de scherpste details voor ogen, neus en snuit. Zo oogt je dier overtuigend zonder te verzuipen in detail.
Mensen en portretten
Portretten lukken beter als je eerst de grote vormen pakt. Schets een simpele ovale kop met een middenlijn voor richting, zet de ogen op de helft van de hoogte, houd ongeveer één oogbreedte tussenruimte, laat de neus eindigen halverwege ogen en kin en plaats de mond ongeveer een derde onder de neus. Denk in vlakken: voorhoofd, jukbeenderen, neus en kin hebben elk eigen lichtval. Werk met drie hoofdniveaus van toon en leg de schaduwzijde vroeg vast, laat highlights staan voor glans.
Varieer randen: zacht over de wangen, harder bij neusgaten en oogranden. Gebruik negatieve ruimte rond haar en nek om verhoudingen te checken. Oefen snelle poses van één tot twee minuten (gesture: vloeiende houdingsschets) om houding en ritme te pakken voordat je details uitwerkt.
Architectuur en perspectief
Als je gebouwen tekent, begint alles bij de horizonlijn: dat is je ooghoogte. Zoek daarna de verdwijnpunten, de plekken waar evenwijdige lijnen in de werkelijkheid in je tekening samenkomen. Bij éénpuntsperspectief lopen de dieptelijnen naar één punt, bij tweepuntsperspectief naar twee punten links en rechts. Houd verticale lijnen recht op je papier; die convergeren pas bij driepuntsperspectief, als je heel omhoog of omlaag kijkt. Gebruik lichte hulplijnen om ramen, dakranden en plinten ritmisch uit te lijnen en check verhoudingen door afstanden te vergelijken met je potlood.
Cilindrische vormen zoals torens krijgen ellipsen, geen perfect ronde cirkels. Verkorting betekent dat delen die naar je toe wijzen korter lijken; meet dat bewust. Werk van blokvorm naar detail en voeg toonverschil toe voor diepte: voorgrond donkerder, achtergrond lichter en eenvoudiger.
[TIP] Tip: Teken interieurs met meerdere verdwijnpunten om ruimtelijke diepte te versterken.
Creatieve prompts en thema’s die je inspireren
Als je inspiratie wilt aanzwengelen, werk dan met duidelijke kaders: kies een thema per week, zoals seizoenen, stadsleven, keukenspullen of dieren in beweging, en formuleer een simpele opdracht per dag. Beperkingen maken je juist creatief: teken tien minuten, gebruik één kleur, of laat je onderwerp bepalen door een dobbelsteen of kaartje; zo omzeil je keuzestress. Series werken geweldig omdat herhaling progressie laat zien: een alfabetreeks met bijpassende objecten, een 30-dagen tekenuitdaging, of één onderwerp dat je in verschillende stijlen uitwerkt, van schetsmatig tot grafisch.
Speel met sfeerwoorden als mistig, feestelijk of nachtelijk om licht en contrast te sturen, en voeg een mini-verhaal toe door twee onverwachte dingen te combineren, bijvoorbeeld een plant in een koffiekop of een fiets met vleugels. Maak een klein setje referenties en een moodboard zodat je niet blijft scrollen maar start. Leg je resultaten naast elkaar, evalueer wat werkte, en laat dat je volgende prompt bepalen; zo bouw je een duurzame tekenroutine die blijft prikkelen.
Seizoenen en feestdagen
geven je automatisch richting, omdat kleur, licht en symbolen al vastliggen. In de lente teken je frisse groenen, knoppen en bloemen met zachte schaduwen; in de zomer speel je met fel licht, harde contrasten en onderwerpen als ijsjes, strandtassen en zonnehoeden. De herfst vraagt om warme paletten, bladstructuren en regenreflecties op straat, terwijl de winter draait om koele tinten, lange schaduwen, kaarslicht en beslagen ramen.
Feestdagen leveren duidelijke motieven: Sinterklaasfiguren, pepernoten, pakjes en stoomboot, kerstballen en lichtslingers, paasnesten en tulpen, Koningsdagvlaggen en oranje accessoires. Koppel telkens een sfeerwoord aan je onderwerp, zoals knus, stormachtig of feestelijk, en laat dat je compositie, textuur en licht bepalen. Zo heb je het hele jaar door concrete prompts die je schetsboek vullen.
Series en challenges (alfabet, 30-dagen)
De tabel hieronder vergelijkt populaire tekenseries en challenges (waaronder alfabet en 30-dagen) op structuur, opbrengst en praktische tips, zodat je snel kiest wat bij jouw doelen en tijd past.
| Serie/Challenge | Structuur en duur | Wat levert het op | Let op / Tip |
|---|---|---|---|
| Alfabet-serie (A-Z) | 26 tekeningen; tempo flexibel (dagelijks of enkele per week); thema naar keuze per letter. | Makkelijke onderwerpkeuze en variatie; stimuleert creativiteit bij lastige letters. | Plan onderwerpen vooraf; voor X/Y/Z: gebruik leenwoorden, symbolen of patronen om momentum te houden. |
| 30-dagen-challenge | 30 opeenvolgende dagen; 10-30 min per sessie; met of zonder promptlijst. | Snelle routineopbouw; zichtbare progressie; ruimte om stijl/medium te testen. | Houd taken klein en herhaalbaar; plan inhaaldagen of werk vooruit bij drukke dagen. |
| Inktober (oktober, inkt) | Dagelijks in oktober; focus op inkt; vaak met (officiële of community) promptlijsten. | Betere lijnvoering en contrast; grote community voor inspiratie en feedback. | Inkt is minder vergevingsgezind: schets licht vooraf en werk met duidelijke waardes. |
| 100-dagen-project | 100 dagen achtereen (of 5 dagen p/w gedurende 20 weken); vast micro-doel per dag. | Diepgang in onderwerp of techniek; consistente portfolio-opbouw. | Beperk de scope (bijv. 10-min studies); werk in batches en bereid referenties vooraf. |
Kortom: kies een duidelijke duur en smalle scope, plan een haalbaar ritme en bereid prompts vooraf voor; zo vergroot je je kans om de challenge vol te houden en er plezier uit te halen.
Een serie geeft je structuur én zichtbare groei. Bij een alfabetreeks koppel je elke letter aan een onderwerp dat je leuk vindt, zoals dieren, objecten of beroepen, en houd je een vast kader aan: hetzelfde formaat, vergelijkbare compositie en een beperkt palet of één pen. Zo ontstaat cohesie zonder dat je inspiratie vastloopt. Een 30-dagen challenge werkt het best met kleine, haalbare blokken van 15 tot 20 minuten, een duidelijk thema en een simpele regelset, bijvoorbeeld elke dag één schets met één lichtbron.
Plan vooruit met een lijstje prompts, maak soms twee schetsen op een dag als je tijd hebt en bewaak de lat: liever consistent eenvoudig dan één keer perfect. Noteer kort wat je leerde en bundel de reeks tot een mini-portfolio.
Beperkingen en randomizers (1 kleur, 5 minuten, dobbelsteen)
Beperkingen zetten je creativiteit aan, omdat je sneller keuzes maakt en minder verzandt in details. Teken eens met maar één kleur: kies bijvoorbeeld een blauwe fineliner of een 4B-potlood en focus op toonverschillen, randkwaliteit en ritme in plaats van kleur. Zet een timer op vijf minuten en ga voor de essentie; je leert gesture, grote vormen en lijnzuinigheid.
Laat een dobbelsteen bepalen wat je tekent, of welke invalshoek of techniek je gebruikt; zo omzeil je keuzestress en ontdek je combinaties die je zelf niet zou verzinnen. Houd de regels simpel en eerlijk: start direct, stop bij de bel, en reflecteer kort op wat werkte. Door regelmatig zo te spelen, groei je sneller dan met eindeloos polijsten.
[TIP] Tip: Teken elke dag een object uit je tas, vijf minuten lang.
Werkwijze: zo kies je wat je tekent en blijf je consistent
Begin met een simpel keuzekader: bepaal voor een week een thema en maak een korte shortlist met vijf onderwerpen die je leuk vindt, zodat je elke dag direct kunt starten zonder te twijfelen. Leg een vaste set materialen klaar (één schetsboek, een paar potloden of een fineliner) en kies een tijdsblok dat je vrijwel altijd haalt, bijvoorbeeld vijftien minuten na ontbijt of voor het slapengaan. Start met een mini-warming-up van dertig seconden lijnen en vormen, zet daarna binnen één minuut je compositie op en committeer je aan één regel, zoals één lichtbron of maximaal drie toonwaarden.
Houd je referenties bij de hand in een mapje of een klein moodboard zodat je niet blijft scrollen. Werk met een duidelijke stopregel om te voorkomen dat je eindeloos schuurt; liever klaar dan perfect. Noteer na afloop één zin over wat goed ging en wat je morgen herhaalt. Merk je dat je vastloopt, verlaag dan de drempel: kleiner formaat, kortere tijd of een eenvoudiger onderwerp. Evalueer wekelijks je favoriete schets, kies een nieuw microdoel en bouw zo rustig voort. Door klein, concreet en herhaalbaar te werken, blijf je tekenen en groeit je niveau zichtbaar mee.
Keuzehulp: lijstjes, moodboards en referenties
Maak een lopende lijst met tekenonderwerpen in je notitie-app of achterin je schetsboek en geef elk item een label zoals tijd (5 of 15 min), plek (binnen/buiten) en moeilijkheid, zodat je snel kunt kiezen wat past. Stel een compact moodboard samen met 6-9 beelden die sfeer, kleur en textuur bepalen; voeg kernwoorden toe en voorkom eindeloos scrollen. Bouw daarnaast een referentiemap met eigen foto’s of rechtenvrije beelden, bewaar varianten vanuit verschillende hoeken en lichtsituaties en gebruik duidelijke bestandsnamen.
Hanteer een korte kiesroutine: kies uit drie shortlist-opties, gooi eventueel een dobbelsteen, en start. Werk met twee referenties tegelijk (onderwerp en sfeer), leg ze zichtbaar naast je papier, zet een timer en ga. Evaluteer kort en archiveer wat werkt voor volgende sessies.
Tijdsblokken en mini-doelen per sessie
Met duidelijke tijdsblokken haal je meer uit elke tekensessie. Kies vooraf of je vijf, vijftien of dertig minuten pakt en zet een timer, zo dwing je focus en voorkom je eindeloos priegelen. Koppel aan elk blok één mini-doel: drie thumbnails om compositie te kiezen, vijf snelle gestures om houding te vangen, of een studie met slechts drie toonwaarden om licht te begrijpen.
In een langer blok kun je starten met twee minuten opzetten, dan vormen controleren, daarna pas details toevoegen; halverwege check je het silhouet en de lichtbron. Spreek een stopregel af zodat je echt stopt bij de bel en noteer één zin wat je volgende keer als eerste doet. Door klein en meetbaar te mikken, stapel je elke dag progressie zonder frustratie.
Veelgemaakte fouten en hoe je ze voorkomt
Of je nu een koffiekopje of een stadsgezicht tekent: dezelfde valkuilen duiken steeds op. Zo voorkom je ze.
- Te snel in details en “symbooltekenen”: begin met grote vormen en een simpele drie-waardenkaart; meet hoeken en afstanden met je potlood en vergelijk negatieve ruimte; laat bij gebouwen lijnen naar echte verdwijnpunten lopen, niet “ongeveer”.
- Onduidelijk licht en late schaduwen: kies één duidelijke lichtbron, blok je schaduw- en lichtmassa’s vroeg in, knijp je ogen samen om waarden te checken en werk van groot naar klein.
- Rommelig lijnwerk en overwerken: schets licht, “ghost” je lijn in de lucht en zet daarna een beslissende trek; druk niet te hard en vermijd krassende lijntjes; stel een timer en stopregel in, flip een foto voor frisse ogen en beperk je tools om ruis te voorkomen.
Met deze gewoontes bouw je elke tekening stevig op, ongeacht onderwerp. Zo houd je focus en maak je sneller vooruitgang.
Veelgestelde vragen over dingen om te tekenen
Wat is het belangrijkste om te weten over dingen om te tekenen?
De kern: kies onderwerpen die passen bij je niveau, van eenvoudige alledaagse vormen en natuurdetails naar dieren, portretten en perspectief. Gebruik creatieve prompts, beperkingen en series voor inspiratie. Werk met referenties, tijdsblokken en microdoelen.
Hoe begin je het beste met dingen om te tekenen?
Start met een warm-up en kies een thema uit je lijst of moodboard. Plan een 15-30 minuten blok, teken simpele vormen eerst, voeg licht/donker toe. Gebruik challenges (alfabet, 30-dagen) of beperkingen (één kleur, vijf minuten).
Wat zijn veelgemaakte fouten bij dingen om te tekenen?
Te snel te moeilijke onderwerpen kiezen, geen referenties gebruiken, alleen omtrekken tekenen zonder waarden, perspectief negeren en inconsistent oefenen. Voorkom dit met eenvoudige starts, duidelijke referentiefoto’s, basisperspectief, textuurstudies, vaste tijdsblokken en kleine, haalbare doelen.